Elk beleidsprogramma is een complex en, voor wie zich erin verdiept, boeiend fenomeen. Waarin mensen, maatregelen en verhalen samenkomen. Dat werkt als volgt. Elk beleidsprogramma is te vergelijken met een gebouw. Met drie etages.
Op de bovenste etage huist het beleidsverhaal. Het idee of de theorie waarop maatregelen zijn gebaseerd. Deze laag wordt ook wel eens, heel mooi, aangeduid als “the deep structure”. Die bovenste etage is helaas niet zichtbaar voor de buitenwacht. ‘Waarom doen we dit ook alweer’
Op de verdieping in het midden staan programma’s, geldstromen, informele overeenkomsten en formele regels en wetten. Deze verdieping staat zwaar in de belangstelling en zijn redelijk goed zichtbaar, voor zowel insiders als de buitenwacht. Aan de middenlaag wordt ook de meeste energie besteed, vakmatig en publicitair. De pers duikt regelmatig op problemen in samenwerking, en de beleidsprofessionals zijn het merendeel van hun werktijd bezig met ‘regelen en organiseren’. Die laatste groep is daar ook bijzonder bedreven. Het openbaar bestuur zit vol met uitstekende projectleiders en programmamanagers.
Beneden zit de verdieping met de interacties tussen gebruikers en uitvoerende professionals. En de wereld van ‘ervaringsdeskundigen’ die de impact voelt of steeds vaker daarmee oog zelf enthousiast aan de slaag gaat.
Wisselwerking
Vooral ‘systeemdenkers’ zijn dol op het bestuderen van de wisselwerking tussen de verdiepingen. Hoe mensen, maatregelen en verhalen op elkaar ingrijpen. Rond die wisselwerking gebeuren dan ook vreemde dingen.
Zo komt bijvoorbeeld voor dat zowel het grote beleidsverhaal en de praktijk van realisatie al lang veranderd zijn, maar de formele arrangementen niet zijn mee veranderd. Dan kraakt het gebouw en wordt, bij wijze van spreken, alles scheefgetrokken.
Focus op het midden
De praktijk is zoals gezegd dat veel energie gaat naar het middendeel. Wie iets wil veranderen pleit dikwijls voor nieuwe samenwerkingsvormen, nieuwe wetten en regels of nieuwe convenanten of andere afspraken. Veel beleidswerk heeft een sterk organisatorische component, beleidsprofessionals maar ook externe consultants zijn voortdurend aan het ‘regelen en organiseren’. Weer nieuwe afspraken. Weer een nieuw netwerkberaad.
Zucht.
Meer accent op narratief onderzoek
Met die eenzijdige focus komt de narratieve kant steeds meer onder druk. Dat is allereerst de kant van het grote beleidsverhaal. Waarom doen we dit? Hoe dragen we dit verhaal uit. Hoe maken we daarvan ook een verleidelijk verhaal? Maar ook, wordt het niet tijd voor een nieuw verhaal?
Narratief onderzoek is ook belangrijk als het gaat om de uitvoeringskant en de ‘leefwereld’ van beleid (ik noem dit gemakshalve even de community). Wie beleid wil ontwikkelen, beïnvloeden en veranderen doet er goed aan een scherp oog te ontwikkelen voor hoe het grote beleidsverhaal verteld en ontvangen wordt. Maar ook en vooral, voor hoe het eraan toegaat op de benedenetage. Vooral rond die groepen en individuen die niet zo zichtbaar zijn omdat ze, om wat voor reden dan ook, niet zo mee doen in het spel van formele samenwerking.
Wie actief bezig is met community management is veel meer dan een regelaar of organisator. Dat is een grote valkuil, en wie niet oppast en nadenkt over de rol wordt daar al snel (veel te snel) in getrokken wordt. Regelen is NIET de core business van community management. Tot de kern van het community hoort wel ‘narrative’ of ‘community’ research. Vang de verhalen. Vertel die verhalen. Geef mensen een podium voor de verhalen. Wat gebeurt daar allemaal? En waar kwam dit ook alweer uit voort?