
Het was een mooie opmerking, jaren terug, ergens in een Amerikaans tijdschrift. ‘Kan het woord community niet met pensioen’? De schrijver had het te vaak zien langs komen en vond het een tikje ouderwets. Klopt natuurlijk, het woord gemeenschap heeft archaïsche trekjes. Wie opgroeide in het ik tijdperk heeft er misschien niet zo veel mee. ‘Doe het voor de gemeenschap’, als politici daarmee schermen moet je meestal oppassen. Toch is het ook wel grappig, een bekende socioloog, mijn held Schuyt, koos in een lezing juist voor een heel andere benadering. ‘Waar is de gemeenschap gebleven?’ Hij hield een krachtig pleidooi voor veel meer gemeenschapszin. Waarbij in een adem door ook werd gepleit voor het behoud van individuele vrijheid, met een gemeenschap die je onderdrukt raak je verder van huis.
Gemeenschap als politiek concept is kortom niet onomstreden. Wie het gebruikt krijgt soms ook het verwijt een zogeheten ‘hoera woord’ te gebruiken. ‘Wij zijn een gemeenschap’. Het is wel nuttig kritisch en realistisch blijven. Veel netwerken zijn in de praktijk maar matig verbonden, deelnemers kennen elkaar niet of nauwelijks en het wij-gevoel is zwak ontwikkeld. Een netwerk is pas echt een community als er samenhang is en wil om iets voor elkaar te doen. Veel groepen en netwerken die zich als community presenteren zijn helaas los zand. Daar is ooit een mooie term voor bedacht, de pseudo-community.